Mijn moedertaal is me dierbaar. Ze klinkt zo heerlijk zacht en schept bovendien een intieme ruimte in vreemde oorden. Bij de geboorte van mijn kinderen was het de natuurlijkste zaak dat ik met hen Nederlands zou praten.
Het betekent dat ìk Nederlands met hen praat en dat is het dan zo ongeveer, naast de jaarlijkse reis naar oma en opa in België en het bezoek van Nederlandstalige vrienden, maar dat op onregelmatige basis.
En er zijn de Kampioenen. Strips en video’s van de jolige bende baanden zich een weg naar de tropen. Mijn zorg gaat vooral uit naar de gevolgen van deze verscheping. Bij gebrek aan andere bronnen gaat FC De Kampioenen een prominente rol spelen bij de Nederlandse taalvorming van mijn kroost.
Samba is acht en zijn waterval aan vragen is overrompelend. Hij wil de beweging der planeten begrijpen en ik licht toe. Hij wil weten voor welke beroepen je moet studeren en of dat ook geldt voor voetballers, of hoe je nietjesmachines maakt. Vertederd geef ik uitleg. Maar dan komt:
« Boma-worst, bestaat dat echt ? «
« Mama, wat betekent ‘seksmaniak’ ? »
« Miserie, miserie ! »
Ik hoor van vriendinnen in België dat de serie bij meer kinderen in de smaak valt. Het is een geruststelling. Maar de linguïstische invloed van de oneindig herbekeken afleveringen weegt me te zwaar door. Gemoedsrust vind ik in het feit dat hun belangstelling net zoals voor vele andere zaken ook deze keer van voorbijgaande aard zal zijn.
Bij de factoren die identiteit bepalen, speelt taal een niet geringe rol. Ik ben benieuwd of mijn kinderen het Nederlands als moedertaal zullen ervaren. Uiteraard wel als we moedertaal beschouwen als de taal van de moeder. Maar de taal waar ze zich momenteel het meest comfortabel in voelen is toch de Franse, niet hun moedertaal, noch hun vadertaal, mocht dat woord al bestaan.
Nog een reden voor mijn keuze om Nederlands met hen te praten, is dat ik geen enkele taal zo goed beheers. Ik spoor van in het begin ook iedereen aan om mijn kinderen aan te spreken in de eigen taal; liever zuiver Bambara dan gebroken Frans. Het heeft hen geen windeieren opgeleverd. Niet alleen praat N’Yélé vlot Bambara, ze pikt ook gemakkelijk nieuwe talen op.
Toen ik de eerste keer naar Afrika kwam met een Nederlandstalige reisgenoot, brachten we veel tijd door op het platteland. Het Nederlands werd onze privéruimte in een regio waar talen gesproken worden waarin het woord privacy niet bestaat.
Die knusse functie vervult ze nog steeds. Dit private vertrek met mijn kinderen delen is één van mijn grote genoegens. En het spreekt voor zich dat de inrichting van die ruimte ruime aandacht verdient.
TIP 21
Wanneer je met kinderen in het buitenland woont, laat je iedereen zijn eigen taal praten. Het wonderlijke absorptievermogen van het kinderbrein weet daar raad mee.